DELIRIUM BLUES HANDZAME 2008
APRIL SATURDAY 19 - HANDZAME website organisation reporter: witteMVS photo: Freddy |
|||
ARTIST INFO website ALEX SCHULTZ (US) Think About It (2004) THE BACKBONES (NL) website New Road Sessions website Swagger (2007) OTIS GRAND (UK) GREGG WRIGHT (US) |
CONCERT REVIEW Ondanks het minder goeie weer, toch nog een grote opkomst voor het Delirium Festival. Waarom zou dat een reden zijn om niet te gaan ? ’t Is toch in een zaal te doen ? Yes, maar wat Dominiek en vele anderen niet weten is dat onze Limburgers die toch al een eindje uit de weg wonen, deze trip combineren met een fietswandeling op zondag aan de keuste. En daarvoor willen ze liever toch wat lekker weer. Maar ze waren er toch, met hun mobilhomes, een beetje als Nederlanders. Eentje reed er zich zelfs muurvast in de zompige gronden van het geïmproviseerde kampeerterrein van Café Delirium. TROFEE DELIRIUM BLUESCONTEST Het festival begon al voortreffelijk met The Monday Lovers en hun fraaie zangeres Heidi. We kregen hun nieuwe setlist te horen, weliswaar nog steeds het klassieke blues materiaal zoals Otis Rush en Lowell Fulson, iemand moet de overlevering in stand houden, maar ook recenter werk van Robillard en Earl. En zelfs van Chris Smither, die is dus bekend in Hamme. Of is hij al in Beau de l’Aire geweest ? Hun toppers “Room with a View” en “Dirty Job” hebben ze behouden. “Don’t Fool Me” werd door Heidi gezongen met kordate attitude. Zouden er dan mensen bestaan die haar in het ootje durven te nemen ? THE MONDAY LOVERS (B)
HANS THEESSINK (NL) Ondertussen was er een probleem opgedoemd. Lil’Charlie & The Bluescats waren nog niet komen opdagen. Geen nood echter. Hans Theessink zag er helemaal geen been in om een uur vroeger aan zijn set te beginnen. Hij begon met een zeer eigen versie van “Key to the Highway”. Dat is trouwens het belangrijkste handelsmerk van deze troubadour. Hij weet alle nummers zodanig te interpreteren dat het eigen werk gaat lijken. En dat is dan ook deels waar. Great fingerpicker. Al op jonge leeftijd ontstond zijn belangstelling voor de blues. Nog vóór de Britse bluesboom was hij al op zoek naar het schaarse platenmateriaal van de zwarte bluesmen die hij bewonderde. Haast onbegonnen werk in Europa. Zelfs in de States was het zoeken naar spelden in de hooiberg. Lees er maar eens de wedervaren van Gayle Dean Wardlow of Robert Palmer op na, over hun queestes naar oude bluesopnamen, nog niet eens zo heel oud in de jaren vijftig. Een prachtige vertolking ook van “St James Infirmary” een traditionele folksong, berucht gemaakt door Louis Armstrong. Hans weeft er een stuk “Greensleaves” doorheen. Met zijn bluesharp in neckrack kan hij ook overweg, onderwijl zijn bottleneck behendig over en weer schuivend over zijn 12-string gitaar. Vijfenveertig jaar oefening kan je niet meer verbergen. Met “Mississippi”, een eigen compositie, hangt hij een sfeerbeeld op van de stroom en zijn oeverbewoners. De verpauperde en kansarme zwarte bewoners van de staat die bij ons de idyllische beelden oproept van de zwarte bluesman die op zijn frontporch een airke speelt voor zijn lachende buren. De werkelijkheid is heel anders. Een meesterlijk gepickt “My Creole Belle” van Mississippi John Hurt, Taj Mahal zou jaloers worden als hij de versie van Theessink hoorde. Nog zo’n kanjer van een traditional “Diddy Wah Diddy” bracht hij in ragtime-formaat. Grandioos. Leon Redbone kent zijn gelijke in dit nummer. “Walkin’ the Dog” van Rufus Thomas, “Maybelene” van Chuck Berry en “Little Lisa Jane” een folksong kunnen mekaar naadloos opvolgen bij deze man. Van Blind Willie McTell geeft hij ons “Statesboro Blues” en tot slot “Let the Four Winds Blow” van Fats Domino. Ter wille van de goeie zaak heeft hij zo’n drie nummers meer gespeeld dan voorzien. Zeventien nummers van gemiddeld vijf minuten lang. Kejje nagaan. Sterke akoestische set. HOOK HERRERA (B) Ondertussen was er nieuws van Charlie en zijn Bluescats van Portugal. Ze zaten vast in een monsterfile in de buurt van Lyon, dus zelfs al kwam die snel tot een oplossing kwamen ze nooit meer op tijd om hier vanavond te spelen. Jammer. Ook voor The Bluescats, al die kilometers voor niks. Hook Herrera was opgebeld om te vragen of hij kon invallen. En dat kon. Van Oostende naar Handzame is een habbekrats en binnen het uur stond Hook op het podium. Hij deed een unplugged met werk uit zijn akoestische CD. Voor “I’m Just a Bad Boy” kwam Alex Schultz hem bijstaan op gitaar zodat Hook voluit kon op de smoelschuif. Ook zijn standaard “Flamenco Soul” uit de Barcelona periode werd opgevoerd. Toch een mooi setje, Hook met zijn Mexican bandana en zijn afgeragde Fender-acoustic. “Talk to My Baby ” op slide. Als laatste nummer gaf hij ons zijn “Little Girl from the Candy Store”. Laatste nummer van zijn set, want we zouden hem nog een paar keer terugzien als guest. Hij zal gezegd hebben ‘k Ben hier nu toch.
ALEX SCHULTZ (US) feat. THE BACKBONES (NL) Daarna was het de beurt aan een nieuwe uitgave van de Lester Butler tribute. Ditmaal met niet minder dan Lester’s 13 oudgediende Alex Schultz. En als band de ondertussen in onze contrijen reeds overbekende, Big Pete & the Backbones. Dit leverde natuurlijk een stomende set op. Met Lord Julius bass en Joost Tazelaar drums hebben we al een stevige ritmesectie. Zet daar bovenop Alex Schultz en het is recht in de roos. Behalve het gebruikelijke Butler werk, zoals “Crazy Little Thing” van Junior Wells, gaf Alex ons een bovenste beste “T-Bone Jumps Again” ten beste. Een meer dan acht minuten durende gitaarstuk van de meester, waarvan geen enkele noot teveel was en tot de laatste boeide. Hierop volgde een funky nummertje, eveneens instrumentaal, van The Meters. Titel kwijt. Kom er wel terug op. Heb de plaat van The Meters ergens in mijn collectie. Van Jimmy Mc Griff kregen we “All About My Girl”. Mieters. Daarna kwam Big Pete terug meeblazen op de jungle-ritmes van een Bo Diddley getinte nummer. En ook het haunting Butler nummer “My Baby’s So Low Down” was van de partij. Twee chicago’s met Hook Herrera om af te sluiten en we konden even uitblazen na deze prachtsessie met Schultz.
IAN SIEGAL (UK) Ian Siegal, zonder de aangekondigde Matt Schofield, zag er patent uit in zijn oer-Britse driedelige maatpak en het zag er bijzonder gunstig uit voor ons, want zijn fles Jack Daniels was nog maar goed halfweg. De drummer begon met (sic) alweer die jungledrums om “Ride On Josephine” in te zetten. Ian met zijn Harmony Abalone over de schouders begon meteen in overdrive. Geen gezeik. Diddley-medley geblazen. Why not, lekker opzwepend.”Hey Bo Diddley”, “Who Do You Love”, “Buy You a Diamond Ring”. Good evening ladies and all the other ones. Zijn meesterlijk slide-spel ondersteunt zijn soul-stem met een scheut Tom Waits erin, voortreffelijk. Dit is klasse. En dat alles gaat bovendien nog gepaard met een stevige dosis humor. Zo hebben we het graag. Of wat dacht je van: “It’s nice to be in Handzame. I’m thinkin’ about movin’ in here, since I am so handsome myself. I could be like the king. I’m so pretty…. Shut up !”. Tom Waits sounds in “Cold Water”. Zelfs een imitatie van hem op slide-gitaar. “Folsom Prison Blues” begint met een rollende drum. Superslide, supersnel. Johnny Cash op speed. Daarna een Muddy Waters-hommage die geleidelik aan overgaat in pure soul 24 karaats. Big Pete op de bluesharp. Soul met de Mississippi saxophone en de bottleneck-guitar. A beautiful combination. What a bad ass motherfucker. “Sugar Rush”. Nice. “I Can’t Believe You Wanna Leave Me” met saxophone van een jonge gast die komt bijgesprongen. Tremelo drenched guitar. Regelrechte soul. Ian kan het. Zo had ik hem nog nooit gezien. Terug met Big Pete dan voor “Train, Train”. She said baby, de nieuwe Van Morrison. “All Night Long”. Great voice. Gospel-outtro van een twintig minuten durende song. Can I get an Amen. Can I get an allehluhjah. OTIS GRAND (UK) De Britse formatie, Otis Grand & the Big Blues Band, zal ons wel nooit meer met verbazing slaan zoals Ian Siegal hier zonet deed. Maar hij is na al die jaren toch een gevestigde waarde in de blueswereld. Hij brengt ons zoals gewoonlijk een mix van swing en westcoast jump en Chicago-blues. Met de Big Band allures die deze zevenkoppige outfit weet op te hangen, zitten we qua sfeer al snel ergens in de jaren dertig tot begin vijftig, toen de echte grote bands nog betaalbaar én leefbaar waren. Duke Ellington, Earl Hines, Jay McShann, Louis Armstrong, Count Basie, Cab Calloway en ga zo maar door. Mede door de twee blazers en een pianist krijgen we het gevoel, met de ogen dicht, met zo'n big band te doen te hebben. En Otis daar bovenop met zijn typische ES 335 gitaarklanken ronden dat gevoel af. Als hij zijn Stratocaster om zijn stierenek hangt echter, rijden we zo het Chicago van de vijftiger jaren binnen. Southside en iets later ook Westside. Dan speelt hij de jonge Muddy Waters, maar vooral Otis Rush en Sam Maghet schudt hij uit zijn gitaar. Met die schrille tremoloklanken die toen in waren. Zijn intro instrumentaal nummer is zo'n typisch Big Band stuk, met als introductie van de verschillende muzikanten hun afwisselend gesoleer. Na nog een instrumentaal B.B.King nummer….komt Jimmy Thomas op. The white negro. Hij zet "Bye Bye Baby Bye Bye" in."How Long" van … wordt gevolgd een piano boogie als intro voor Kansas City sound "Hi Ho Silver". Een aardig “The Things That I Used to Do” van Guitar Slim en “All Your Love I Miss Loving” van Otis Rush. Hij maakt al spelende een ommetje in de zaal. Dat doet hij elke keer hoor ik iemand zeggen. Dat is juist, maar het doet elke keer weer plezier. Hij roept Alex Schultz op de bühne voor “I Gotta Know” van Magic Sam en nog een swingske “She Walk Right In”. Voor het bisnummer komt Otis alleen terug. Een stevig Hooker-boogienummer. Zo willen we het alweer horen.
GREGG WRIGHT (US) Met Gregg Wright & Left Hook Band haalt Delirium een première in blueswereld. Hoewel deze gitarist al dertig jaar meeloopt is hij minder bekend in bluesmiddens. Hij werkte in het verleden voor de meest uiteenlopende artiesten als The Jacksons, Tracie Spencer, Mick Fleetwood’s Zoo, Ocean Oasis enz. Rockwerk hoofdzakelijk. Een groot zanger is hij niet, maar zijn gitaarwerk staat er. Niets vernieuwends, zoveel is ook zeker, maar het kunnen niet allemaal inventievelingen zijn. Hij heeft in elk geval geen vreemde noot gespeeld in de keys waarin hij zich bevond. Een song schrijven kan hij ook. “I’m My Own Boss Man” is een soort antwoord op Jimmy Reed’s “Boss Man”. Een blues-rock versie van “Hoochie Coochie Man” en “Born under a Bad Sign” komen nog heelhuids vanonder het gitaargeweld. Eerlijk gezegd had ik een gitaarpletwals verwacht. Maar je ziet, je mag niet vooringenomen zijn. Eerst luisteren, en dan klagen, eventueel. Er was echter geen reden tot klagen. Hij kan wel degelijk een solo opbouwen zonder te gaan emmeren. En dat is al een hele opgaaf in dit genre. Daarbij blijft Gregg er bijna stoïcijns kalm bij, en dat geeft hem een zekere waardigheid. Het is ook alsof hij wil vertellen dat hij geen gemolenwiek en rook en stuf nodig heeft om de aandacht naar zich toe te trekken. Hij vertelt je ook geen leugens als hij zingt dat “The sun rises in the east and sinks deeply in the west”, dat kan je makkelijk controleren. Afgezien daarvan is “G’s Blues” een geweldige slowblues. Een beetje leentjebuur bij Jimi, en een beetje bij SRV, maar toch deskundig opgedist. Hij heeft ook diezelfde frasering als Hendrix, maar hij is tweedes natuurlijk. Alleen spijtig dat de drummer wat al té simpel speelde. Een stevige kadanshouder was hij alleszins, maar het ontbrak hem aan durf. Dat stond zelfs op zijn aangezicht te lezen. Maar toch een goeie afsluiter deze Gregg Wright, en nooit eerder gezien ook. Dat is ook al heel wat. En een linkshandige speler, net als Jimi. And full left to booth. Zijn snaren zitten nog precies ondersteboven, zoals je krijgt als je een rechtse gitaar gewoon omdraait.
ALEX SCHULTZ ALL THE WAY AND Ik kan niet anders besluiten dan dat ik aardig ben verrast door Delirium. Ik was niet honderd percent overtuigd door de affiche, grote namen, ja, maar anderzijds had ik zoiets van ‘weer eens die L.Butler Tribute met The Backbones’ vorig jaar vijf keer of zo gezien. Maar vanaf de eerste band tot en met de laatste heb ik mij geen seconde geërgerd. Iedereen heeft zijn beste beentje voorgezet. The Monday Lovers waren prima, Hans Theessink is altijd een groot performer geweest en daarbij ook nog erudiet op bluesgebied. Hook Herrera was de redder in nood en terug de oude, en ik ben zeker dat ook onze importunistische Portugezen Charlie & the Bluescats ons zouden bevallen zijn, mochten ze het hebben gehaald tot Handzame. Alex Schultz was ronduit meesterlijk en Lord Julius en zijn gang deden een prima job en zelfs nog iets meer. Ze hadden er zin en stonden regelmatig aan deze zijde van het podium om mee te genieten. En lekker Belgisch bier te drinken. De grootste openbaring was Ian Siegal vannacht. Dat was zeer sterk bier. My God !!! En juist getimed. Een uur later was zijn fles whiskey leeg en stonden zijn zinnen op andere stoten. Ook Otis Grand zag er na al die jaren in de bizz nog altijd niet uitgeblust uit en ging er stevig tegenaan. En tenslotte heeft Gregg Wright onze angsten voor gitaargeweld ontkracht. In de juiste verhoudingen is ook bluesrock muziek in de oren. Proficiat Dominiek, Martine, alle medewerkers en handsome boys and girls. De afwezigen hadden maar weer eens ongelijk. En aan iedereen die er wel was een fantastisch delirium toegewenst. Hop naar volgend jaar. witteMVS
|
||